In 1901 werd een eind gemaakt aan de illegale kinderarbeid in Nederland. Er werd een leerplicht ingevoerd voor kinderen van 6 tot 12 jaar. De arbeidsomstandigheden in het algemeen waren in Nederland slecht. De armoede was groot, de huisvesting in grote steden erbarmelijk. Theo Thijssen heeft zijn pedagogische inzichten in de loop van de jaren gekoppeld aan maatschappelijke stellingname.
Ruim honderd jaar later zijn er parallellen te trekken met de tijd van Thijssen. De naoorlogse woonwijken kennen, ondanks de ruime opzet, beperkingen voor het opgroeien van kinderen.
De woningen zijn soms te klein en niet comfortabel genoeg om ruimte te bieden voor een concentratieplek om bijv. te lezen of huiswerk te maken.
Hoewel de welvaart in Nederland is toegenomen, zijn er veel gezinnen die in armoede leven. De armslag van ouders om hun kinderen het ‘beste’ te bieden is hiermee beperkt.
Er is achterstand op de arbeidsmarkt, ouders missen door gebrek aan kennis (en taal) voorzieningen die hen in staat stelt om zich in financiële zin te verbeteren.
Door de ervaringen van Theo Thijssen in de arbeiderswijken en in de praktijk van het onderwijs is hij actief geworden in de vakbond en in de politiek (in de 2e Kamer en de Amsterdamse gemeenteraad).
De scholen van nu krijgen veel taken om maatschappelijke problemen te bespreken in de klas.
Een leerkracht c.q. een schoolteam kan niet alles aanpakken. Er zijn bondgenoten die kunnen helpen.
Individuele leerlingen hebben veel aandacht nodig. Binnen de reguliere schooltijden is er weinig ruimte. Er zijn instanties die kunnen helpen.